Deze pagina is nog onder constructie.

 

Kerken en kathedralen.

Het geloof was heel belangrijk voor de Middeleeuwer. Daarom stonden er in elke stad veel kerken. Daar gingen de mensen luisteren naar de priesters en ze gingen er bidden. Ook werd de kerk vaak gebruikt voor bekendmakingen van het bestuur. Gilden hadden vaak hun eigen kapel in de kerk. Er speelden kinderen in, er liepen zelfs honden en katten rond. In Utrecht woonde de bisschop en er waren veel priesters en monniken die hem met het bestuur hielpen. Het kerkgebouw van een bisschop wordt kathedraal genoemd. De bouw van zo'n kathedraal duurde soms wel honderden jaren.

 

Het kloostergebouw.

Het klooster is vaak veel meer dan alleen een gebouw waar monniken of nonnen leven. Vaak vind je er ook nog allerlei andere gebouwen die nodig waren, zoals bijvoorbeeld een bakkerij, brouwerij of een watermolen. Voor zieken kon er een ziekenhuis zijn.Vaak was er ook een "pergamenteshuesz" om van huiden perkament te maken om op te schrijven. 

Zo'n klooster stond bijvoorbeeld in Ter Apel. Daar werd na 1458 een klooster gebouwd voor monniken van het Orde van het Heilig Kruis. Veel gebouwen zijn jammer genoeg verdwenen, maar de gotische kloosterkerk staat er nog steeds.

 

 

  

Klooster Ter Apel. Links de kloosterkerk en rechts een kloostergang.

 

 

Gotische stijl.

Tussen 800 en 1200 bouwde men de kerken in de Romaanse stijl. Die kerken waren laag en hadden dikke muren met kleine ramen en ronde bogen. Het was in deze kerken vaak donker.

Na 1200 kon men hogere en veel lichtere kerken bouwen. Deze manier van bouwen noemen we de Gotische stijl. Aan de buitenkant werden de hoge muren gesteund door steunberen. Dan vielen ze niet om. Boven op de steunberen maakte men voor extra steun en versiering luchtbogen. In de muren zaten hoge ramen en spitse bogen.  In die grote vensters werden gebrandschilderde ramen gezet met afbeeldingen uit de bijbel. Je kreeg zo veel, gekleurd licht in de gotische kerk.

 

 

  

De Domkerk in Utrecht. In de gotische kerk is veel licht.

 

 

De Utrechtse Dom.

De Sint-Janskathedraal in 's Hertogenbosch is een voorbeeld van een Gotische kerk.  Ook de Domkerk in Utrecht is daar een voorbeeld van. In 1254 begonnen ze officieel (in feite eigenlijk pas in 1284) te bouwen aan de Domkerk en in 1517 was hij nog steeds niet helemaal af. Omdat er te weinig geld was kon men jarenlang niet verder werken aan de kerk. Toen het in 1674 heel erg stormde, stortte het midden van de kerk in. Vanaf die tijd staat de toren los van de rest van de kerk.

 

 

   

De Domkerk in Utrecht. Links tegenwoordig, rechts de ingestorte kerk.

 

 

Vakwerk.

Bij het bouwen van een kerk of kathedraal kwam nog heel wat kijken. Niet alleen heb je veel geld nodig om het te bouwen, maar je moet ook mensen hebben die dit kunnen. Vakmensen dus. Helemaal bovenaan stond de bouwmeester, hij was niet alleen de architect, maar ook de opzichter en de aannemer. Hij gaf leiding aan het werk en hield contact met de opdrachtgever.  Timmerlieden moesten eerst karren en schuiten voor het vervoer van materialen maken en een stevig onderkomen, bijvoorbeeld een afdak tegen een muur. Daaronder konden de steenhouwers en metselaars dan ook in de winter doorwerken. De timmerlieden maakten ook gereedschappen, steigers, platforms, hellingbanen en katrollen. Steenhouwers gaven de steen de juiste vorm. Glas-in-loodzetters zetten het glas in de ramen. Vaak werden maar een paar kleuren gebruikt: wit, blauw, geel, groen, rood en paars. 

 

Vakmensen aan het werk. De afbeelding komt uit de Maciejowski Bijbel. De tekening werd waarschijnlijk omstreeks 1250 gemaakt.